Welbevinden en betrokkenheid
We kijken dagelijks naar welbevinden en betrokkenheid. Oberveren van welbevinden en betrokkenheid is ontwikkeld door onderwijskundige Ferre Laevers. Ons helpt dit kijken hoe het met de kinderen gaat. Voelen ze zich fijn? Zijn ze betrokken bij zichzelf, andere kinderen, volwassenen, ruimte, materialen?
Kijken naar welbevinden en betrokkenheid geeft ons een beeld van de ontwikkeling, interesses, voorkeuren. Hoe het met een kind of een groep kinderen gaat. Wanneer voelt een kind zich prettig, wanneer niet en hoe laat hij dit zien? Wat helpt het kind als zijn welbevinden laag is? Als hij verdrietig is, boos of bang? Waar wordt hij blij van? Wanneer kan het kind zich concentreren? Welke voorkeuren heeft het kind aan personen om zich heen, activiteiten, materialen?
Welbevinden is of een kind lekker in zijn vel zit. Voelt hij zich thuis, is hij ontspannen, kan hij genieten? Toont het kind zelfvertrouwen en vitaliteit?
Betrokkenheid zie je als een kind concentratie, interesse en fascinatie laat zien. Ook zal een kind wat betrokken is; gemotiveerd en mentaal actief zijn, zelf op onderzoek gaan en op zoek naar de grens in zijn mogelijkheden.
Als het kind zowel een hoog welbevinden als hoge betrokkenheid laat zien, dan weten we dat hij volop in ontwikkeling is. Wanneer het welbevinden of de betrokkenheid van het kind laag is, betekent dit dat er iets aan de hand is in de basisbehoeften.
Het kan zijn dat het kind last heeft van factoren als honger, koud, warm, veel prikkels. Maar het kan ook zijn dat je kind zich niet veilig voelt. We kijken dan naar wat het kind nodig heeft. Jaarlijks rond de verjaardag maakt de mentor per kind een welbevinden en betrokkenheid verslag, een beeld hoe wij het kind op dat moment zien.